Het is woensdagmiddag. Sofie en haar moeder gaan samen de bril ophalen bij de brillenmeneer. Sofie is al bijna vergeten hoe de bril eruit zag. Ze is heel nieuwsgierig.
De meneer pakt de bril uit de la en zet hem op de neus van Sofie. Sofie ziet alles wazig. Wat een rare bril. De bril helpt haar niet kijken, maar maakt kijken juist moeilijk. ‘De bril is niet goed hoor!’ zegt ze tegen de meneer. ‘Ik kan nu niet goed kijken.’ De meneer legt uit dat dat komt omdat Sofie aan de bril moet wennen. Vandaag mag ze de bril maar een uurtje op, morgen weer iets langer.
De volgende dag gaat Sofie met de bril in haar tas naar school. Bij de brillenmeneer mocht ze een mooie koker uitzoeken, een roze, waarin ze haar bril mee naar school kan nemen. Haar moeder heeft een briefje geschreven voor de juffrouw. Na de pauze mag Sofie haar bril opzetten. Sofie speelt in de pauze op het schoolplein. Samen met de andere kinderen doet ze tikkertje. Na de pauze pakt ze haar bril uit haar tas en zet de bril op. De klas gaat naar gym. Sofie staat in een hoekje van de gymzaal. Ze doet niet mee met gym. Ook in de volgende pauze, na het overblijven, staat Sofie in een hoek. Ze doet niet mee met tikkertje.
Als Sofie uit school komt, praat de juffrouw even met haar moeder. Thuis vraagt moeder ‘Zit je bril goed, Sofie?’ Sofie knikt. ‘Plagen de andere kinderen je met je bril?’ Sofie schudt haar hoofd, de andere kinderen vinden haar bril heel mooi. ‘Waarom wilde je niet meedoen met gym en met tikkertje?’ vraagt moeder. ‘Als ik mijn hoofd stoot, of er komt een bal tegen aan… Dan is mijn bril stuk.’ zegt Sofie zachtjes. Moeder schudt haar hoofd. ‘Nee hoor, meisje, daar kan je bril wel tegen. Met je bril op mag je alles doen wat je ook zonder bril deed. En als er iets los gaat of je bril staat scheef, dan gaan we gewoon terug naar de brillenmeneer.’ Sofie zucht.
Gelukkig, want nooit meer verstoppertje spelen leek haar ook niet leuk.
‘Mag ik nog even buitenspelen?’ vraagt ze.