Er was eens een tovenaar die woonde in zwart-wit land.
Nee, niet een land waar alles van snoep was maar een land waar alles zwart en wit gekleurd was.
De bomen hadden geen groene blaadjes maar grijze.
De huizen waren alleen maar wit.
Bloemen waren er wel, maar ook deze hadden geen mooie kleuren alleen maar zwart, wit en grijs.
De mensen en kinderen die in het zwart-wit land woonden, hadden alleen maar zwarte, witte en grijze kleding aan.
In dit land was er maar één meisje met rood haar en een rode jurk. Dit meisje heette: Roos.
Roos was de dochter van de kleurentovenaar.
Vroeger was Roos ook in zwart en wit maar was toen zo verdrietig dat ze op een dag aan haar vader vroeg:
’Papa, jij bent toch een tovenaar? ’kun jij niet eens een paar kleuren toveren?’
‘Kleuren?’ zei de tovenaar, ‘wat zijn dat mijn kind?’.
‘Nou,’ zei Roos, ‘vannacht had ik een droom, waarin ik zag dat alle rozen in de tuin rood waren in plaats van grijs.’
‘Rood’ zei de tovenaar. ‘Hmmm’ en hij dacht even na.
‘Ik zal kijken wat ik voor je kan doen’ zei de tovenaar en liep naar zijn toverkamer en zocht in zijn toverboek.
Roos liep achter hem aan en vroeg hem: ’en papa, staat er iets in over kleuren?’
‘Even geduld meisje, ik ben nog aan het zoeken’ zei de tovenaar.
De tovenaar bladerde en bladerde in zijn grote toverboek.
Roos werd moe van het wachten en ging op een krukje zitten.
Het enige dat ze haar vader af en toe hoorde zeggen was: ‘Hmmm..’ en dan zuchten hij af en toe.
Tot opeens hij zei: ‘Ik denk dat dit het moet wezen.’
Hij pakte zijn toverstaf en sprak de toverspreukspreuk:
‘ Een haar van een grijze muis, een beetje stof uit huis, een grote walnoot en we kleuren Roos haar jurk ROOD!’
Plof! Nu had Roos een rode jurk aan! “Oh, papa wat fantastisch’
zei roos en ze danste en straalde van blijdschap.
‘Papa?, kun je ook mijn haar zo mooi verven?’ vroeg Roos aan haar vader. ‘We kunnen het proberen’ zei de tovenaar.
En nog eens sprak hij de toverspreuk uit:
‘Een haar van een grijze muis, een beetje stof uit huis, een grote walnoot en we kleuren haar haar ROOD!’
Plof! Nu had Roos ook rood haar, ze danste naar de spiegel en bewonderde haar rode haren:’ Oh papa, wat ben ik mooi!’
“Dank je wel’ zei Roos en ging haar mooie haren aan haar vriendjes en vriendinnetjes laten zien.
De tovenaar vond het zo leuk om van die mooie kleuren te toveren dat hij verder zocht in zijn toverboek.
En tot zijn grote verbazing vond hij nog twee toverspreuken:
‘Een stukje oliebol, en heel veel meel zo tover ik geel!’
‘Een lang stuk touw, een kattemiauw en zo tover ik blauw!’
Nu had de tovenaar de kamer geel getoverd en alle spulletjes erin, waren nu blauw.
De tovenaar vond de kleuren zo mooi dat hij maar bleef toveren..,
Hij verzon zelf nog meer toverspreuken:
‘Met rood en geel en een beetje franje tover ik de vloer oranje.’
Plof! De vloer was oranje.
‘Met blauw en geel, een stukje meloen en een zoen tover ik de stoelen groen.
Plof! En toen waren de stoelen groen. Het werd al een hele kleurige bedoeling in zijn huis. Maar nog steeds was het niet genoeg voor de tovenaar.
Voordat Roos zou terug komen wilde hij het hele huis omgetoverd hebben in vrolijke kleuren.
Dus ging de tovenaar snel verder met toveren:
‘Met rood en blauw en een dwaze vaas tover ik de deuren paars.’
Plof! Alle deuren waren paars. Wat een kleurige bedoeling.
De tovenaar liep langs de spiegel en zag dat hij zichzelf vergeten was.
Hij was nog steeds zwart en wit. Saaie kleuren dacht hij bij zichzelf.
En zei: ’Alles is hoog, dat zie ik met mijn oog, ik tover mezelf in
alle kleuren van de regenboog.’