Er was iets vreselijks gebeurd in Lindewiek. Krokie Roodborst was uit de eikenboom gevallen. Hoe dat kwam? Op een regenachtige zomerdag was hij al vroeg in de morgen zijn huisje aan het opruimen. En dat was wel nodig. Die nacht had het erg gestormd. Er waren een hele hoop afgewaaide takjes in zijn huisje terechtgekomen. Wat een rommeltje was het. Hij hield ervan dat de boel netjes opgeruimd was. Handig mikte hij wat takjes buiten het deurtje de boom uit. Hij keek hoe ze naar beneden vielen.
Maar plotseling knapte boven hem een grotere tak af die wat los had gezeten door de storm. Pats, boven op zijn kleine kopje. Hij viel voorover met een vaartje tussen de takken door. Daar lag hij tussen de boomwortels op de grond. Kreunend van de pijn en kon zich niet bewegen.
Omdat de vogels in het park allemaal dicht bij elkaar woonden, zagen een paar vogels wat er gebeurde. In een ogenblik waren ze bij hem. Door hun verschrikte opgewonden gekwetter kwamen ook de andere vogels kijken wat er aan de hand was. Ook de eenden en andere dieren kwamen op het lawaai af. Wat waren ze geschrokken. Krokie ademde gelukkig nog. We moeten Fleurtje waarschuwen, zei Kaatje Specht en floep daar was ze verdwenen op weg naar de Aricastraat.
Terwijl allerlei dieren om Krokie heen stonden, was Kaatje even later al in de achtertuin boven op de vensterbank. Ze tikte met haar snavel tegen Fleurtjes slaapkamerraam. Fleurtje sliep nog, maar werd wakker door het getik op het raam. Slaperig kwam ze aan het venster. Ze werd meteen klaarwakker toen ze hoorde wat er gebeurd was. Snel kleedde ze zich aan en rende de deur uit op weg naar het park. Kaatje vloog voor haar uit.
Even later boog Fleurtje over de kleine roodborst en nam hem voorzichtig op. “Ik breng hem naar dokter Vlier,” zei ze, “hij weet alles van dieren af.” Alle vogels vlogen met haar mee terwijl de andere dieren verdrietig achterbleven. Het was te vroeg voor het spreekuur toen Fleurtje aanbelde. De dierendokter deed open en even later lag Krokie in de spreekkamer op de behandeltafel. Buiten wachten de vogels vol spanning. Dokter Vlier onderzocht de kleine patiėnt. Krokie kreunde verschrikkelijk. “Hmmm”, zei de dokter, “zijn rechter vleugeltje is gebroken maar daar is wel wat aan te doen.”
Eerst kreeg hij een prikje tegen de pijn. Daarna maakte hij een prachtige spalk om het vleugeltje. Er kwam verband om heen en om het verband een wit kleverig goedje dat helemaal hard werd. De dokter knikte bemoedigend naar Krokie en zei dat het helemaal in orde zou komen. “Maar nu kan ik niet meer vliegen,” bibberde hij angstig. “Hoe moet ik naar mijn huisje?” “Dat kan nu even niet,” zei de dokter, “Je moet hier maar zolang blijven. Ik heb buiten een grote warme vogelkooi en daar mag je zolang wonen tot je helemaal beter bent. Dan zorg ik voor je.” Hij keek zo vriendelijk, dat Krokie helemaal rustig werd. Fleurtje lachte blij dat haar vriendje goed verzorgd zou worden. “Mag ik iedere dag bij hem komen kijken?” vroeg ze. De dokter knikte. “En zijn vriendjes uit het park?” “Als ze maar niet allemaal tegelijk komen,” lachte dokter Vlier. “Om de beurt een paar.” En zo bleef de kleine patiėnt achter.
Fleurtje ging naar buiten en vertelde over het gebroken vleugeltje maar dat hij beter zou worden. Hij blijft hier logeren tot het gips eraf mag. Opgelucht en blij gingen ze naar het park terug. Op het grote grasveld streken ze neer, Fleurtje was met hen meegegaan en maakte een lijstje wie iedere dag op bezoek mocht gaan. Natuurlijk wilden ze allemaal als eerste. En ze maakten er ruzie over. Maar Fleurtje zei dat wie ruzie maakte er helemaal niet heen mocht. Ze zwegen verschrikt. Stel je voor Zes weken lang gingen alle vogels van heel Lindewiek en ook alle andere dieren uit het park op bezoek bij Krokie in zijn prachtige logeerkooi. Iedere dag vijf vriendjes. Ze brachten heerlijk hapjes mee. De lekkerste wormen en insecten. Ja zelfs Opa van de Kruimelwinkel liet een mandje met heerlijke krentebolletjeskruimels bezorgen. Krokie werd kogelrond.
Toen de zes weken voorbij waren, ging het gips eraf. Zijn vleugeltje was helemaal beter. Maar toen kon Krokie nog niet vliegen. Hij moest eerst nog wat oefenen met zijn genezen vleugeltje. Hij fladderde onrustig heen en weer om de lucht in te komen. Fleurtje moedigde hem aan. Maar het ging nog niet goed. Maar dokter Vlier zei dat het over een paar dagen steeds beter zou gaan. En dat was ook zo. Drie dagen later, ja hoor daar ging Krokie. Samen met zijn naaste buurtjes uit het park. Zij hadden iedere dag vlakbij op hem gewacht. Dokter Vlier stond in de tuin en zwaaide hen na.
In het park was het groot feest. De eekhoorntjes hadden Krokie’s huisje geveegd en gestoft en slingers opgehangen. De eenden uit de vijver zongen een welkomslied. Wat was Krokie blij toen hij weer in zijn huisje was en het werd een vrolijke feestelijke dag voor iedereen. Ook voor Fleurtje.
Zonder haar hulp, was Krokie nooit bij de dokter gekomen en had hij nu nog een gebroken vleugeltje. “Zo belangrijk is het om elkaar te helpen”, zei Kaatje Specht. En dat is ook zo nietwaar kinderen?