Michiel ligt doodstil in bed. Wat was dat geluid? Hij luistert goed. Daar is het weer! Het lijkt erop dat het onder het bed vandaan komt. Michiel wordt een beetje bang. Hij ligt in de logeerkamer van opa en oma. Er zijn hier toch geen monsters, net als eerst op zijn eigen kamer? Papa geloofde niet dat er echt monsters waren. Maar ze waren er wel! Hij had ze zelf gezien! Grote, harige monsters met lichtgevende ogen. Papa had de onderkant van zijn bed dicht getimmerd, zodat er nu geen monsters meer konden komen. Maar bij opa en oma zitten misschien wel monsters onder het bed.
Hij hoort het geluid weer! Het is een raar geluid, net alsof er een paar monsters zitten te lachen. Ha ha! klinkt het. Michiel durft bijna niet te kijken. Heel voorzichtig steekt hij zijn hoofd over de rand van het bed. Ja! Daar zitten er een paar! Hij kan de lichtgevende ogen zien. Het zijn er wel drie, of vier! Met bonzend hart gaat Michiel weer liggen. Hij wil het liefst wegrennen, maar dat moet je nooit doen met monsters. Dan komen ze achter je aan, en gaan ze je misschien wel opeten! Hij kan maar het beste rustig blijven liggen, en net doen of hij niet merkt dat ze er zijn. Als ze nou maar niet onder het bed vandaan komen! denkt Michiel. Hij houdt zijn ogen open en luistert goed. Ze praten en lachen. Opeens is het stil.
Michiel tuurt door de donkere kamer. Misschien gaan ze nu wel weg! Gelukkig heeft hij de deur open gelaten, zodat de monsters de kamer uit kunnen. Hij ziet nog niets. Net als hij de andere kant op kijkt, klimt er een monstertje op het bed. Opeens voelt Michiel een harige hand tegen zijn wang. Hij schrikt zich een ongeluk! Hij ziet een eng monster op het bed zitten, en er klimmen er nog drie op. Wat moet ik doen? denkt Michiel. In ieder geval niet wegrennen! Hij is doodsbang. De monsters gaan in een halve kring bij hem op bed zitten. Michiel houdt zijn adem in. ‘Hoi,’ zegt het grootste monster. ‘Wij zijn de Harige Monsters, ha ha. Wie ben jij?’ Michiel kan bijna niets zeggen van angst. ‘Ik b-b-b-en M-m-m-ichiel,’ stottert hij. ‘Hallo Michiel!’ zegt het kleinste monster. Het monstertje lacht. ‘Je bent toch niet bang voor ons, of zo? Je ziet zo bleek, ha ha!’ ‘N-n-n-ee,’ antwoordt Michiel. Nooit laten merken dat je bang bent! ‘Dan is het goed,’ zegt het kleine monster weer. ‘Weet je, wij gaan zo naar een groot monsterfeest, ha ha. Heb je misschien zin om mee te gaan?’ vraagt het grote monster. Michiel heeft daar niet veel zin in! Dat is vast veel te eng! Laat die harige monsters maar alleen gaan, dan kan hij tenminste rustig slapen.
‘Kom op!’ zegt het grote monster. ‘Het is hartstikke leuk, hoor, ha ha! ‘ Voordat Michiel kan zeggen dat hij liever niet mee wil, heeft het monster hem al onder de arm genomen. Michiel spartelt nog en probeert om los te komen, maar het monster is echt heel sterk! Het kleine monster aait hem over zijn arm. ‘Je hoeft echt niet bang te zijn, hoor! Een monsterfeest is altijd erg gezellig, ha ha!’ Met Michiel onder de arm loopt het grote monster naar buiten. De rest loopt ook mee. Ze lopen naar de bosjes. Daar staat een raar gevaarte. ‘Dat is ons Monster Mobiel, ha ha!’ zegt het kleine monstertje. Ze passen er net allemaal in. Het grote monster drukt op een knop, en hoepla! daar vliegen ze al door de lucht. Michiel doet zijn ogen dicht.
‘Je weet nog niet hoe wíj heten, ha ha!’ zegt het monstertje. ‘Ik heet Geeltje, of ook wel Ukkepuk. Die grote achter het stuur heet Blauw. We noemen hem ook vaak Baas, ha ha! Dat rode monster naast je heet Rodo, en dat groene geval heet Grien. Ingewikkelde namen, hè, ha ha!’ Michiel kijkt de monstertjes aan. Hij vindt ze al iets minder eng. Ze lijken net zachte, harige knuffelbeesten! En ze zijn ook zo vrolijk! Ze moeten de hele tijd lachen. Maar waar zouden ze heen gaan? vraagt hij zich af. En zouden ze hem ook weer terugbrengen? ‘Meneer Blauw,’ roept Michiel. ‘Zeg maar gewoon Blauw, hoor, ha ha!’ zegt Blauw. ‘Blauw,’ zegt Michiel, ‘brengt u mij ook weer terug?’ ‘Nee, nooit meer!’ zegt Blauw. Michiel schrikt. Stel je voor dat hij nooit meer terugkomt! Dan kan hij opa en oma nooit meer zien, en papa en mama … En dan kan hij nooit meer met Rakker spelen, of met zijn vriendje Simon…. ‘Ha ha, ha ha!’ lachen alle monsters. ‘Je zou je gezicht eens moeten zien,’ zegt Ukkepuk. ‘Denk je nou echt dat wij zo gemeen zijn? Ha ha!’ Wat een flauwe grap, denkt Michiel. Dat was helemaal niet leuk.
Opeens voelt Michiel een bonk. Ze zijn geland. Waar zouden ze zijn? Michiel klautert uit Monster Mobiel. Binnen enkele seconden is hij omringd door monsters in allerlei soorten en maten. Sommige raken hem voorzichtig aan, andere blijven op een afstandje staan kijken. ‘Wat heb je nou gedaan, Baas? Heb je een mènsenkind meegenomen?’ vraagt een paars, harig monster verontwaardigd. ‘Wat moet hij op ons feest?’ Baas lacht. ‘Ha ha! Dat is toch leuk voor die jongen. Dan kan hij ook eens een leuk feest meemaken, ha ha!’ Het paarse monster begint ook te lachen. Alle andere monsters lachen mee. ‘Ha ha, ha ha!’ Michiel moet zelf ook lachen. Het werkt zo aanstekelijk! ‘Laat het feest maar beginnen!’ roept Baas. Meteen rennen alle monsters weg, naar een soort kampvuur. Op een klein podium begint een bandje te spelen. Ze maken vrolijke muziek, en alle monsters beginnen te dansen en te springen. Ha ha! klinkt het steeds.
Michiel blijft staan en kijkt rond. Ze zijn op een soort grasveld. Er zijn wel honderd monsters, misschien nog wel meer! Ukkepuk komt dansend en springend naar Michiel toe. Hij pakt hem bij de hand. ‘Kom op, joh, meedoen!’ roept hij. Hij sleept Michiel mee naar het kampvuur. Michiel weet niet goed wat hij moet doen. Dan neemt een monstervrouwtje hem bij de hand. ‘Kom, meedansen!’ roept ze. ‘Laat je maar gaan!’ Michiel huppelt een beetje mee. Wat is iedereen vrolijk! En de muziek is ook erg goed. Al gauw danst en springt hij zoals alle anderen. Als de muziek afgelopen is, komt Ukkepuk naar hem toe. ‘Hé, je lijkt bijna wel een echt monster!’ zegt hij. ‘Je danst net zo goed als wij, ha ha!’
Ukkepuk neemt Michiel mee naar een grote tafel. Daar staan allerlei lekkere dingen. Michiel kijkt zijn ogen uit! Allemaal snoep: lollies, spekkies, dropveters… Er staan ook grote kannen vol met ranja. ‘Pak zelf maar, hoor!’ zegt een oranje monster. ‘Neem maar zoveel als je wilt, er is genoeg, ha ha!’ Michiel schenkt een glas ranja in, en neemt een supergrote salmiaklolly. Dat is lekker! Hij gaat zitten. Een zwart monster met gele stippen gaat naast hem zitten. ‘Neem ook eens een spek!’ zegt hij. ‘Ze zijn érg lekker, ha ha! ‘ Michiel neemt een spek. En nog een! Ze zijn inderdaad vreselijk lekker. Michiel wordt helemaal blij van binnen. Het is ook zo gezellig! Iedereen is zo aardig, en zo vrolijk. Ze dansen en zingen, springen en eten…. Monsters zijn helemaal niet eng! Tenminste, deze monsters niet.
Opeens wordt Michiel opgetild en omhoog gegooid. Het is Blauw! ‘Hou op,’ zegt Michiel, ‘straks laat je me nog vallen.’ ‘Nee, hoor,’ zegt Baas, ‘ik vang je wel weer. En anders vangt iemand anders je wel, ha ha!!’ Baas gooit Michiel naar een ander monster. Die vangt hem weer op en gooit hem naar weer een ander monster. De monsters zijn behoorlijk sterk, zeg! Die kun je maar beter te vriend houden! Het is best leuk om zo door de lucht te zweven. Dan wordt Michiel weer met beide benen op de grond gezet.
‘Goed,’ zegt Baas. ‘We willen je wat vragen, ha ha! ‘ Michiel vraagt zich af wat dat zou kunnen zijn. ‘We houden elk jaar zo’n monsterfeest,’ zegt Baas, ‘en elk jaar houden we ook een griezelwedstrijd. We doen dan wie van de monsters er het engst uit ziet, ha ha! We willen nu aan jou vragen of je jurylid wil zijn. Dan mag jij beslissen wie van ons het engst is. Ok?’ Michiel vindt het een hele eer! Hij wordt op een grote stoel gezet, voor het kleine podium, waar eerst de band op stond. Baas leidt de wedstrijd.
Hij roept: ‘Als eerste kandidaat is hier onze eigen Rodo! Doe je best, vriend, ha ha!’ Rodo komt het podium op en heft zijn armen in de lucht. Terwijl hij dat doet, probeert hij héél boos te kijken. Hij laat een brommend geluid horen. Iedereen klapt voor Rodo. ‘Bravo!’ roept een monster uit het publiek. Michiel vond het best wel eng. Dan komt het zwarte monster met de gele stippen. Hij heet Stippel. Hij ziet er van zichzelf al erg eng uit! Opeens begint hij vreselijk hard te brullen. Michiel schrikt zich een ongeluk! Dat was eng! Iedereen klapt nu heel hard. Ook Ukkepuk mag het proberen. Hij kijkt zo boos als hij kan en probeert te brullen. Maar hij heeft een zachte stem, en eigenlijk ziet hij er ook veel te lief uit. ‘Boe!’ roept iemand uit het publiek. ‘Volgende keer beter, Ukkepuk!’ zegt Baas. Er komen nog een paar monsters, die het proberen. Maar de beste blijft toch Stippel, vindt Michiel. ‘Ok roept,’ Baas. ‘Dat was de laatste deelnemer! Michiel, wil je op het podium komen? Dan mag jij de winnaar uitroepen!’
Michiel klautert verlegen het podium op. Baas geeft hem de microfoon. ‘Eh,’ zegt Michiel zacht, ‘ik vond eigenlijk Stippel de allerbeste.’ Iedereen begint te juichen. ‘Stippel, Stippel!’ Stippel komt het podium oplopen en buigt. ‘Bedankt!’ zegt hij. Hij geeft Michiel een hand en kijkt hem dan heel eng aan, met vuurspuwende ogen. Michiel schrikt, en doet een stap achteruit. ‘Had ik je toch even te pakken!’ zegt Stippel. ‘Ha ha!’ Iedereen lacht nu mee. Michiel moet ook lachen. Wat zijn het toch een grapjassen! Het bandje komt weer het podium op, en de monsters gaan weer dansen. Michiel gaat aan de tafel zitten en gaapt. Hij is best wel moe, zeg! Hij legt zijn hoofd op tafel. Even uitrusten. Binnen een paar seconden valt Michiel in slaap.
Na een poosje krijgt Ukkepuk Michiel in de gaten. ‘Baas!’ roept hij. ‘Michiel is in slaap gevallen, ha ha!’ ‘We moeten hem maar weer naar huis brengen,’ fluistert Baas. ‘Help je even mee?’ Baas tilt Michiel voorzichtig op. Ukkepuk pakt een paar lollies, en stopt die in Michiels pyjamazak. Samen lopen ze naar Monster Mobiel. Ze vliegen naar het huis van Michiels opa en oma. Heel voorzichtig leggen ze hem weer in bed. Ze dekken hem toe. ‘Daag, Michiel!’ fluistert Ukkepuk. ‘Misschien zie je ons nog eens!’
‘Michiel! Michiel!’ Oma schudt Michiel zachtjes door elkaar. ‘Michiel! Michiel!’ Eindelijk wordt Michiel wakker. ‘Jeetje,’ zegt oma, ‘jij kan lang slapen, zeg! En ik kon je maar niet wakker krijgen! Je had zeker een hele leuke droom!’ ‘Ja,’ zegt Michiel, ‘ik heb een ontzettend leuke droom gehad!’ Hij rekt zich uit. ‘Ga je maar even aankleden,’ zegt oma, en ze loopt de kamer uit. Het was vast een droom! denkt Michiel. Dat bestaat toch niet, dat ik naar een mónsterfeest ben geweest! Ik kan me ook niet herinneren dat ik weer naar huis ben gebracht. Echt, het was vást een droom! Hij trekt zijn pyjama uit. Opeens vallen er drie knotsen van lollies uit. Michiel lacht. Ha ha! Hij had het niet gedroomd!