Dit is een verhaal van Harry de dikke kater. Hij beleeft veel leuke avonturen. Lees maar snel verder, hij zal je er alles over vertellen…
Het was mooi weer. Het was rustig in het park. Ik liep om het kippenhok. Een voor een zeiden de kippen me gedag. De kippen waren druk bezig met eten zoeken. Een kip trok een worm uit de grond. Het ging niet zo goed. Toen ik goed keek zag ik dat het geen worm was maar een elastiekje. Nou kip, dacht ik, daar ben je nog wel even mee bezig. Lachend liep ik door.
Op het weggetje naar de sloot, kwam ik Joep tegen. Joep van de poep zat op een grote hondenpoep. Hij zag mij niet aankomen. ‘He, die Joep’, riep ik heel hard. Joep van de poep schrok en gleed uit. Met zijn gatje kwam hij in de hondenpoep terecht. Het was zo’ n gek gezicht dat ik begon te lachen. ‘Lach niet, nare kat, je laat me schrikken’;, bromde Joep. ‘Moet je maar niet op de poep gaan zitten, vieze vlieg’, antwoordde ik lachend. ‘Ga je met me mee naar de sloot’, vroeg ik. ‘Ja, ja, dat is goed’, zei Joep, terwijl hij de poep een beetje van zijn gatje poetste.
Ik liep naar de sloot. Joep vloog boven me met me mee. Langs de waterkant stond een meneer. Naast de meneer stond een klein meisje. Ze gaven stukjes brood aan de eendjes. Er waren eendjes in het water. Er waren eendjes op het gras. De eendjes op het gras liepen om de beentjes van het kleine meisje. Ze gaf ze kleine stukjes brood. Twee stukjes brood aan de eendjes rond haar beentjes. Twee stukjes brood voor de eendjes in het water. Ze kreeg een nieuwe boterham van de meneer. En weer gaf ze twee stukjes aan de eendjes rond haar voetjes. En weer gaf ze twee stukjes aan de eendjes in het water. De eendjes snaterden van plezier.
Het meisje zag me aankomen. ‘O, kijk papa. Een poes’, riep ze. ‘Wat een mooie he pap’. Ik vond het meteen een lief meisje. Ik liep naar haar toe. De eendjes gingen een stukje opzij. Toen ik bij haar kwam ging ze door haar knietjes om mij te aaien. Heerlijk ! Het kleine meisje ging in het gras zitten. Ik kroop gelijk bij haar op schoot. ‘Dag lieve poes’, zei ze zacht, ‘ik heet Jessie’. ‘En dat is mijn pappie. Hij heet Ed’. ‘Hoe zou hij heten pap’, vroeg Jessie aan Ed. ‘Misschien is het wel Harry’, antwoordde Ed, ‘je weet wel van de verhaaltjes’. Het kleine meisje keek verbaasd op. ‘Zou dat kunnen pap? Ben jij Harry, Harry van de verhaaltjes’, vroeg ze aan mij. Ik kon natuurlijk geen antwoord geven. Ik kon haar wel heel veel koppies geven. ‘Als dit Harry is’, zei Jessie, ‘dan is misschien Joep van de poep ook in de buurt’.
Joep, die alles een beetje van een afstand had aangekeken, kwam aan vliegen. ‘Ze kennen ons Harry’, zei Joep, ‘wat leuk, ze kennen ons van de verhaaltjes’. ‘Ik ga op het neusje van Jessie zitten. Dan weet ze het vast zeker dat wij het echt zijn’. Joep van de poep vloog naar Jessie. Toen hij vlakbij was gaf ik een schreeuw. ‘NIET DOEN JOEP, niet doen’, riep ik, ‘EERST je pootjes wassen’. ‘Je komt net van een hondenpoep. Je pootjes en je gatje zijn nog vies. Zo kan je toch niet op het neusje van Jessie gaan zitten’. ‘O, ja, o, nee’, reageerde Joep verlegen. Hij vloog naar de sloot. Aan de rand van de sloot lag een plasje water. Hij ging met zijn gatje in het water zitten. Heel zorgvuldig waste hij zijn pootjes. Eerst zijn voorpootjes. Toen zijn achterpootjes. Hij schudde met zijn gatje door het water en…….schoon was Joep.
Ik lag nog steeds bij Jessie op schoot toen Joep weer aan kwam vliegen. Ed, de pappie van Jessie was ook in het gras gaan zitten. ‘Het zou wel leuk zijn he Jessie’, zei hij, ‘als dit de echte Harry is’. Joep was nu vlak bij. Heel voorzichtig ging hij op het neusje van Jessie zitten. ‘Daar is Joep pappie’, riep Jessie, ‘daar is Joep van de poep’. ‘Hij zit op mijn neus, kijk dan, kijk dan!’ Jessie keek met twee oogjes tegelijk naar haar neus. ‘Hij is echt groot pap, als je met twee oogjes tegelijk naar je neus kijkt, is Joep echt een grote vlieg’, zei ze verbaasd, ‘Harry heeft gelijk hoor’. ‘Ze zijn het geloof ik echt’, zei Ed, ‘het zijn echt Harry en Joep van de poep’. ‘Ja echt wel hoor’, riep Jessie, ‘ik ruik het, ik ruik het ook aan Joep’. ‘Hij is wel schoon maar ik ruik het toch nog een beetje. Wat leuk, wat leuk’, zong Jessie. ‘Ik heb Harry op mijn schoot en Joep op mijn neus’.
Zo zaten we nog een poosje. Papa Ed aaide me. Kleine Jessie aaide me. En Joep zat tevreden op het neusje van Jessie. Toen stond Ed op. ‘Kom Jessie we moeten gaan’, zei hij. Jessie zette mij voorzichtig van haar schoot. Ze deed haar vingertje naar haar neusje. Joep van de poep klom op het vingertje van Jessie. Heel voorzichtig zette ze Joep op mijn staart. ‘Jammer dat we weg moeten he pap’, zei ze. Jessie stond op. ‘Dag lieve Harry, dag lieve Joep van de poep, misschien komen we elkaar nog wel eens tegen’, zei Jessie. Ze gaf me een kusje op mijn neusje. ‘Zo’, zei ze, ‘een kusje voor jou’. Ze gaf me nog een kusje op mijn neusje. ‘En een kusje voor Joep’. ‘Dag Harry, dag Joep van de poep’, zei Ed, en hij gaf me een aai over mijn koppie.
Toen Ed en Jessie weg liepen, zwaaiden ze naar ons. ‘Dat zijn onze eerste fans he Harry’, zei Joep. ‘Ik denk het wel Joep, we moeten maar flink veel avonturen meemaken. Dan kan Ed nog heeeeeel lang verhaaltjes voorlezen aan Jessie.
Kom we gaan terug. Kijken of er nog iets te beleven valt in het park’, zei ik. Met Joep van de poep op mijn staart liep ik het park in. Op zoek naar nieuwe avonturen van Harry en Joep van de poep.
Tot ziens.