De telefoon gaat op het politiebureau. Agent Jan neemt de telefoon op.
‘Met agent Jan!’, zegt hij.
‘Agent Jan? met boerin Truus. Boer Piet is weg! Ik kan hem nergens vinden!’
‘O, wat naar. Is boer Piet er dan niet?’
‘Nee, die is weg,’ zegt boerin Truus.
‘O, ja, dat is waar,’ zegt agent Jan. ‘Ik kom er aan!’
Agent Jan pakt de knuppel, stapt op de fiets en rijdt naar het huis van boer Piet. Dat is een boerderij. Er lopen koeien, varkens en kippen. Een heleboel kippen. Wel honderd. Boer Piet heeft ook paarden. Een witte, een bruine en een zwarte.
Als agent Jan bij de boerderij aan komt staat boerin Truus al op hem te wachten.
‘Heb je boer Piet al gevonden?’ vraagt agent Jan.
Hij zet de fiets op de standaard.
‘Nee. Ik heb overal gezocht.’ Agent Jan zwaait met de knuppel.
‘Ik zal hem wel vinden! O, ja zeker, ik vind hem wel!’
Agent Jan loopt over het erf van de boerderij. Hij zoekt in het kippenhok, maar de kippen worden boos. Wat moet die agent in hun kippenhok? Tok!tok! Ze pikken agent Jan in zijn been.
‘Au!’ roept agent Jan.
Hij rent gauw het kippenhok uit. Daar is boer Piet in ieder geval niet.
Dan maar eens kijken in de paardenstal. Maar het bruine paard wil zijn pet opeten! Dat mag absoluut niet! Hier is boer Piet dus ook niet. Dit wordt een lastig karwei voor agent Jan. Waar zal boer Piet toch zijn?
‘Ligt boer Piet niet in bed?’ vraagt agent Jan aan boerin Truus.
‘Nee, in bed ligt hij niet. Ik heb hem vanmorgen nog gezien, zegt boerin Truus.
‘Waar dan?’ vraagt agent Jan.
‘Bij de koeien,’ zegt boerin Truus.
‘Hij moest de koeien melken. Dat doet hij elke morgen.’
Agent Jan gaat in de koeienstallen kijken, maar staat pardoes in de koeienpoep.
‘Ook dat nog,’ zucht hij.
Maar hoe hij ook zoekt… Boer Piet is niet meer bij de koeien. Ook niet in de wei.
Agent Jan zoekt een hele tijd. Hij krijgt het er warm van. Hij gaat water drinken. Heel veel water. Daardoor moet hij naar de w.c. Maar wat is dat? De deur is op slot. Dat kan boerin Truus niet zijn. Die staat in de keuken koffie te zetten.
‘Nee maar!’ roept boerin Truus uit. ‘Dat is waar ook! Boer Piet is naar de w.c gegaan!’
‘Wanneer?’ vraagt agent Jan.
‘Een uur geleden,’ zegt boerin Truus.
‘Dan is hij natuurlijk op de w.c in slaap gevallen,’ zegt agent Jan.
‘Kom, we maken hem wakker.’
Maar hoe ze ook roepen, boer Piet wordt niet wakker.
‘Ik weet wel wat,’ zegt boerin Truus.
En ze roept: ”Boer Piet! Er is een koe los gebroken!
‘Wat! Wat! Wat! Een koe los gebroken? Kom hier Klara! Bij de baas!’ roept de boer verschrikt.
Dan zwaait de deur van de w.c open, en daar staat boer Piet. Hij was op de w.c in slaap gevallen. Samen drinken ze koffie en als beloning krijgt agent Jan het grootste stuk koek.