Agent Jan zit aan tafel. Hij schrijft een brief aan zijn tante Julia. Die woont heel ver weg. En daardoor kunnen ze elkaar niet vaak zien. En tante Julia heeft ook geen telefoon. Daarom schrijven ze elkaar af en toe een brief. Om te weten hoe het met elkaar gaat.
Zo, de brief is klaar. Agent Jan doet de brief in een envelop en plakt er een postzegel op. Hij pakt zijn knuppel en zet de politiepet op. Dan gaat hij naar de brievenbus. Die staat bij het postkantoor. Ziezo, de brief is gepost. Nee maar, er hangt een poster aan de ruit van het postkantoor. En op de poster staat een goochelaar. ‘De Grote Gerrit. Dat is spannend.
Die zelfde middag komt de goochelaar in de stad. Daar wilt agent Jan naar toe. Hij heeft nog nooit een goochelaar in het echt gezien. Als het middag is staat agent Jan klaar om naar de spannende show te gaan. Ga je mee? Vraagt agent Jan aan agent Joost. Dat kan niet, zegt agent Joost. Iemand moet op de boeven in de cel passen. Dat is waar. Daar heeft agent Jan niet aan gedacht. Dan moet hij er alleen naar toe.
In de zaal zit agent Jan helemaal vooraan. Dan kan hij het goed zien. Eerst is er muziek. Hele mooie muziek. Dan komt er allemaal licht. Allerlei gekleurde lampen flitsen door elkaar en dan gaat de muziek harder en komt de goochelaar op het podium. Wat een prachtige show! De Grote Gerrit doet een heleboel goocheltrucs. Hij tovert een konijn uit een hoed. En een duif uit een doek. Agent Jan weet niet wat hij ziet. Hoe doet hij dat toch.
Dan stopt de muziek en spreekt de goochelaar tegen het publiek. Dames en heren! Is er iemand in de zaal die mij wilt helpen met de volgende truc? In de zaal zit iedereen te mompelen. Ze willen wel, maar ze durven niet. Eigenlijk durft agent Jan ook niet. Hij vindt het wel eng. Maar toch ook wel spannend. Maar niemand steekt de vinger op.
Dan wijst de goochelaar op agent Jan. Die meneer vooraan met de mooie pet op. Komt u maar naar voren. Agent Jan kijkt om zich heen. Bedoelt de goochelaar hem soms? Hij is wel de enige met een pet op. Ja u, zegt de goochelaar, wijzend op agent Jan. Als agent Jan op het podium staat begint iedereen te klappen. Agent Jan krijgt er een kleur van.
Mag ik uw horloge, meneer? Vraagt De Grote Gerrit. Mooi niet! Zegt agent Jan. Die heb ik van mijn moeder gekregen toen ik jarig was! Het is maar voor de show, zegt de goochelaar. Niks daarvan! Zegt agent Jan. Het is mijn horloge, ik ben er heel zuinig op. Na lang praten mag de goochelaar het horloge van agent Jan gebruiken voor de show. Hij haalt een paar gekke kunsten uit met een doek en laat het horloge aan de mensen in de zaal zien.
Geacht publiek! Hier ziet u een horloge! Ik zal het horloge nu laten verdwijnen! Simsalabim, dikke roze suikerspin! Floep! En het horloge is weg. Daar schrikt agent Jan van. Jij gemene dief! Roept hij. Jij hebt mijn horloge gestolen! Geef hier mijn horloge! Hij zwaait met de houten knuppel. Houdt de dief! Roept hij. Houdt de dief! De goochelaar zwaait wild met de armen. Hij is bang van de knuppel. Uw horloge is niet weg, meneer. Jawel, zegt agent Jan. Ik zie mijn horloge niet meer. Jij hebt het gestolen! Daarom wilde jij steeds mijn horloge hebben. Mijn verjaardagskado! Toe nou, meneer, jammert de goochelaar. U verpest de hele show. Ik ga niet eerder weg dan dat ik mijn horloge terug heb, zegt agent Jan. Goed, goed, zucht de goochelaar, als u even geduld had, dan had ik het horloge al terug getoverd. En hij zwaait weer met de doek en roept: Simsalabim, gekriebel aan je kin! En daar is het horloge weer.
Agent Jan is heel blij maar hij gaat toch weer terug naar het politiebureau. Agent Joost kijkt verbaasd op. Is het al afgelopen? Nee, zegt agent Jan. De goochelaar had mijn horloge gestolen. Maar toen ik heel boos werd gaf hij het gauw terug. Was het geen goocheltruc? Vraagt agent Joost. Dat geloof ik niet, zegt agent Jan. Weet je? Met goochelaars moet je oppassen. Voor je het weet ben je wat kwijt.