Katinka en Boris gaan met mama naar het park. De zon schijnt.
Er bloeien witte sneeuwklokjes, paarse krokussen, gele anemonen en kleine blauwe druifjes.
Mama gaat op een bankje zitten. Katinka en Boris spelen.
Boris plukt een sneeuwklokje voor mama.
‘Dank je wel,’ zegt mama.
Katinka ziet een heleboel grote gele bloemen.
Ze plukt er een grote bos van. ‘Alsjeblieft, mama!’
‘Wat heb je nou gedaan!’ roept mama. ‘Je mag geen narcissen plukken!’
‘Waarom niet?’
‘Dat is jammer,’ zegt mama. ‘Dan gaan ze kapot.’
‘We kunnen ze toch een vaasje zetten,’ zegt Katinka.
‘Maar dat mag niet,’ zegt mama.
Katinka snapt er niets van.
‘Deze bloemen groeien uit bolletjes,’ vertelt mama. ‘Die heeft een meneer van de gemeente in de grond gestopt.’
Katinka knikt.
‘En straks komt die meneer kijken of de bloemen mooi geworden zijn,’ zegt mama. ‘En dan zijn ze weg!’
‘Ga je de narcissen nu weggooien?’ vraagt Katinka verdrietig.
Dat is wel jammer,’ zegt mama. ‘Laten we ze toch maar in een vaasje zetten!’
Katinka heeft een plan! ‘Dan mag de meneer van de gemeente bij ons komen kijken!’
Dat is een heel goed plan!
Als ze thuis zijn pakt Katinka een mooi vaasje en zet de bloemen voor het raam.
Er loopt een meneer op de stoep. Hij blijft even staan kijken naar de mooie bloemen in Katinka’s tuin en achter het raam.
‘Is dat de meneer van de gemeente?’ vraagt Katinka.
Misschien wel.
Katinka gaat snel de deur openmaken. ‘Kom maar, meneer!’ roept Katinka.
Maar de meneer is al weer doorgelopen.