Katinka, Boris en papa gaan naar het park.
‘Zullen we verstoppertje spelen?’ vraagt Katinka. ‘Dan ga jij ons zoeken.’
‘Dat is goed,’ zegt papa. Hij gaat op een bankje zitten en doet zijn handen voor zijn ogen.
‘Ik tel tot tien, wie niet weg is is gezien! Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tie-ien! Ik kom!’ Papa doet zijn ogen weer open.
Boris staat bij de zandbak. En Katinka is weg.
Papa kijkt achter een boom.
Niemand.
‘Waar is Katinka?’ mompelt papa.
‘Daar!’ wijst Boris. Hij rent naar de heg.
Ja. Katinka is achter de heg. Boris heeft het verklapt.
‘Nu ga ik mijn ogen dicht doen,’ zegt Katinka. Ze gaat op het bankje zitten.
Papa verstopt zich achter een dikke boom.
‘Ik tel tot tien, wie niet weg is is gezien! Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tie-ien! Ik kom!’ roept Katinka. Ze kijkt rond.
Papa is weg.
‘Papa!’ roept Boris. Hij rent naar de boom.
Katinka ziet papa al.
‘Nu heb je het wéér verklapt!’ zegt papa.
Boris snapt het spelletje nog niet.
‘Nu moet Boris zijn ogen dicht doen,’ zegt Katinka.
Boris doet zijn handjes voor zijn ogen.
Katinka en papa gaan zich verstoppen. Katinka kruipt tussen de struiken en papa verstopt zich achter een boom.
Boris staat nog steeds met zijn ogen dicht. Hij kan nog niet tellen.
‘Boris!’ roept papa.
Boris doet zijn ogen open. Waar is papa? Waar is Katinka?
Ze zijn weg. Boris vindt het helemaal niet leuk!
‘Papa!’ roept Boris. Hij is bang. Hij is helemaal alleen.
Papa komt tevoorschijn. Boris rent snel naar papa toe.
En dan gaan ze samen Katinka zoeken. Ze zoeken overal. Katinka heeft zich heel goed verstopt.
Dat is een leuk spelletje!