Eet jij ook wel eens pannenkoeken? Nou, ik wel. Best vaak eigenlijk. Ik vind ze heerlijk! Een pannenkoek met stroop of een pannenkoek met spek. Wat dacht je van een pannenkoek met rozijnen. Mmmmm, dat is smullen geblazen.
Laatst hadden we een hele stapel pannenkoeken gebakken. Die stapel pannenkoeken legden we op een bord en het bord zetten we op tafel. Zo, dat was dat. Klaar om de pannenkoeken lekker op te smikkelen. Maar toen gebeurde er iets vreemds…
Net toen ik het eerste hapje van mijn pannenkoek met stroop wilde eten hoorde ik een raar geluid. Trip trip, trip trip. En weer…trip trip tripper de trip. Waar kwam dat geluid toch vandaan? Ik luisterde nog eens heel goed…. Ja zie je, daar was het weer. Trip trip, tep tep, tik tik. Ik stond op en liep de keuken door om te kijken waar dat geluid toch vandaan kwam. In de keukenkastjes? In de koelkast? Niets te vinden. Totdat ik een pieperig stemmetje hoorde.
‘He, jij pannenkoek-eter, hier zit ik,’ sprak het piepstemmetje. Ik keek de keuken rond maar zag helemaal niemand. ‘Nee, hier op de tafel moet je kijken,’ zei het piepstemmetje weer. Ik keek op de tafel en zag boven op de stapel pannenkoeken een heel klein mannetje zitten. Hij was niet groter dan mijn duim en droeg een rood jasje. Je kan je voorstellen dat ik heel erg verbaasd was. Zoiets had ik nog nooit gezien.
Voorzichtig liep ik naar de tafel toe en vroeg; ´Wat doe jij op mijn pannenkoeken?’ Het mannetje begon te lachen en piepte ‘ik ben een echte officiële Pannenkoeken Proever. Er zijn maar 100 Pannenkoeken Proevertjes op de wereld. Daar waar mensen pannenkoeken eten duiken wij plotseling op. Dat doen wij om te kijken en te proeven of de mensen wel goede pannenkoeken bakken. Je moet namelijk weten dat niet iedereen pannenkoeken kan bakken. Dat is best een hele kunst.’
Het Pannenkoeken Proevertje opende zijn rugzakje en haalde er een piepklein mesje en een piepklein vorkje uit tevoorschijn. Heel voorzichtig sneed hij een klein stukje uit de bovenste pannenkoek van de stapel en stak het in zijn mond. ‘Mm, ja, ja het is goed. Je hebt een lekkere pannenkoek gebakken,’ zei het Pannenkoeken Proevertje goedkeurend. ‘Ja, natuurlijk is het lekkere pannenkoek. Ik kan heel goed pannenkoeken bakken. Maar wat nu als de pannenkoek niet lekker was geweest?’ vroeg ik het Pannenkoeken Proevertje. ‘Dan had je op pannenkoekles gemoeten. Daar leren mensen hoe ze pannenkoeken moeten bakken. Jij hoeft dat niet want jij kan het al en omdat je het al zo goed kan krijg je een echte pannenkoeken- onderscheiding. Deze moet je op de deur hangen want dan weten de andere Pannenkoeken Proevertjes dat ze niet meer bij jou hoeven te komen proeven. Maar vergeet niet, over een paar jaar kom ik weer langs om te proeven. Ik zeg niet wanneer. Dat is een verrassing. Dus je moet altijd je best blijven doen,’ vertelde het Pannenkoeken Proevertje.
Daarna kreeg ik een heel klein papiertje waarop piepklein stond geschreven: de enige echte Pannenkoeken-onderscheiding. ‘Niet vergeten op je deur te hangen hoor!’ piepte het kleine mannetje. Hij stopte zijn piepkleine mesje en vorkje weer in zijn rugzakje. Vervolgens klom hij met een touw langs de stapel pannenkoeken weer naar beneden.
‘Dag, tot ziens. Tot de volgende keer,’ riep het Pannenkoeken Proevertje. ‘Ja, tot de volgende keer,’ riep ik terug. Weg was het Pannenkoeken Proevertje. Net zo plotseling als hij gekomen was, was hij nu ook weer verdwenen. Dag Pannenkoeken Proevertje, tot de volgende keer!