Tom kijkt op de klok. ‘Mam, nu is het wel één uur denk ik!’ roept hij naar zijn moeder. Mama kijkt glimlachend om een hoek van de deur. ‘Het is bijna één uur. Opa is nu wel klaar met eten.’ Tom springt overeind en rent naar de schuur om zijn laarzen te pakken. ‘ Waarom heb je zo’n haast?’ roept mama hem achterna. ‘Ik ga met opa naar zee en hij neemt zijn verrekijker mee!’ Tom rent weg. Mama snapt er niets van, als Tom met opa naar zee gaat nemen ze altijd de verrekijker mee.
Tom rent door de straten. Hij wil zo snel mogelijk naar opa toe, het duurde zo lang voordat het een uur was. Raar dat opa na het eten altijd gaat slapen, zomaar midden op de dag. Daar is de deur, hij kleppert aan de brievenbus. ‘Opa, opa!’ roept hij door de brievenbus. ‘Opa, we gaan naar het strand!’
Opa doet de deur open. Gelukkig heeft hij zijn laarzen al aan. ‘Wat een haast jongen, heb je nog nooit de zee gezien?’ Tom heeft de zee al heel vaak gezien, hij kijkt naar opa. Opa is toch niet vergeten wat hij heeft beloofd? ‘Opa’ zegt Tom zachtjes ‘ik mag vandaag toch jouw verrekijker vasthouden?’ Opa begint te lachen ‘Natuurlijk, dat heb ik je beloofd.’ Tom haalt opgelucht adem, opa weet het nog.
Even later lopen ze samen naar zee. Tom en opa hebben allebei laarzen aan en een oranje regenjas. Om opa’s nek hangt de verrekijker. Ze nemen grote stappen en Tom heeft net zoals opa zijn handen op zijn rug. Op het strand gaan ze eerst tegen de wind in lopen. Opa zegt altijd dat ze dan vanzelf weer naar huis geblazen worden.
Als ze een stuk gelopen hebben, stopt opa en pakt de verrekijker. Tom staat heel stil naast hem. Opa kijkt naar de zee, naar de boeien en naar de vissersboten. Het duurt lang en Tom vindt het moeilijk om stil te wachten. Hij bekijkt de meeuwen die boven de vissersboot vliegen. Af en toe duikt er een naar beneden om een vis van de boot te pakken.
‘Alsjeblieft’ zegt opa en hij hangt de verrekijker om Toms nek. Tom krijgt er een rood hoofd van, hij is trots dat hij opa’s verrekijker om mag. ‘Ik zal er heus voorzichtig mee zijn opa’. De verrekijker is zwaar, Toms hoofd gaat iets naar voren. Opa houdt de verrekijker voor zijn ogen zodat Tom hem goed kan stellen. Het eerste kijkt Tom naar de boeien in de zee. Ze bewegen hard op en neer door de wind. Dan kijkt hij naar de vlag van de strandtent. ‘Houd de kijker nu zelf goed vast.’ zegt opa en hij geeft de verrekijker aan Tom. Tom houdt de kijker stevig in twee handen. Hij kijkt weer naar de zee en zoekt de boot op. Als hij de boot heeft gevonden, zoekt hij de vissers.
‘Let op die meeuwen, ze eten te veel van de boot. Jaag ze weg!’ Tom kijkt om zich heen. Wie zegt er iets in zijn oor? Hij kijkt naar opa, maar die loopt verderop en het was opa’s stem niet. Nu hoort hij ook niets meer. Misschien verbeelde hij het zich maar. Tom zoekt opnieuw de boot. ‘Nog een paar netten en dan gaan we naar de haven.’ Tom draait zijn hoofd heel snel om en kijkt om zich heen. Wie is er zo flauw aan het doen tegen hem? Niemand te zien, hij snapt er niets van. De verrekijker is hij vergeten, die hangt om zijn nek.
Opa loopt verderop op het strand. Hij kijkt tussen de spullen die zijn aangespoeld vanuit de zee. Allerlei stukken touw, een schoen, een jerrycan, opa bekijkt alles. Tom weet dat opa vanzelf weer terug komt en pakt de verrekijker weer. Als hij de vissers ziet door de verrekijker, ziet hij dat één van de vissers staat te gapen en tegelijk hoort hij dat ook. Tom doet zijn ogen en oren nog verder open. Als hij naar de andere visser kijkt, ziet en hoort hij hem praten. Weer laat Tom de kijker zakken. ‘Dat kan toch niet?’ denkt hij.
Zo snel als hij kan rent Tom naar opa, de verrekijker om zijn nek houdt hij goed vast. ‘Opa, opa!’ roept Tom. Gelukkig helpt de wind hem snel naar opa toe gaan. Opa kijkt op en komt Tom tegemoet lopen. Als Tom eindelijk bij opa is vraagt opa ‘Wat is er aan de hand Tom?’ Tom is buiten adem van het rennen. ‘Ik…, ik…hoorde….’ ‘ Wat hoorde je?’ vraagt opa, ‘ik snap er niets van.’ ‘Ik hoorde de vissers praten toen ik naar ze keek door de verrekijker!’ zegt Tom. Opa krijgt een grote glimlach op zijn gezicht. ‘Dus jij hoort het ook. Daar ben ik blij om jongen.’ Nu snapt Tom er helemaal niets meer van. Opa is niet verbaasd? ‘We gaan naar huis lopen’ zegt opa ‘dan zal ik ondertussen vertellen over de verrekijker.’
Met de duwende wind in de rug lopen ze samen naar huis. Opa vertelt ‘Toen ik ongeveer net zo oud was als jij, kwam mijn vader op een morgen na een lange nacht vol storm thuis. Hij had op het strand gekeken wat schepen allemaal verloren hadden. Tussen allerlei rommel vond hij deze verrekijker. Samen hebben we hem helemaal schoon gemaakt en zijn we terug naar zee gegaan om te kijken of hij het deed. Eenmaal bij zee mocht ik het eerst proberen. Ik keek naar de boten van de reddingsbrigade en hoorde de mannen die erop zaten praten. Net zoals jij dacht ik dat mijn vader een grapje maakte en ik gaf de verrekijker aan hem. Even later keek ook hij om zich heen en vertelde me dat het net leek of hij de mannen op de boot kon horen praten. We geloofden het niet en zijn nog heel vaak terug geweest naar zee om te kijken of het werkte. Iedere keer hoorde mijn vader en ik de mensen waar we door naar de verrekijker keken praten. Mijn moeder en broers hoorden dit niet en ook jouw moeder merkte nooit iets bijzonders aan de verrekijker. Daarom ben ik zo blij dat jij het ook hoort.’
Tom vond het nog een beetje raar en tegelijk ook heel spannend. ‘Opa, denk je dat het een toververrekijker is?’ Opa haalt zijn schouders op. ‘Ik weet het niet jongen. We zullen nooit weten waar de verrekijker vandaan komt maar ik ben blij dat mijn vader hem gevonden heeft. Ga je mee chocolademelk met slagroom drinken?’