Toen Dirk-Jan zes jaar werd, mocht hij van zijn ouders als cadeau een sport uitkiezen. Dirk-Jan hoefde niet lang na te denken. Hij koos voetbal!
Op een zaterdag bracht de moeder van Dirk-Jan hem naar het voetbalveld. Ze bleef ook nog even kijken want ze was heel benieuwd of Dirk-Jan het voetballen leuk zou vinden.
De trainer van het elftal kwam naar hen toe en gaf Dirk-Jan een hand. ‘Hallo Dirk-Jan, wat leuk dat je bij ons komt voetballen. We gaan zo beginnen. Loop maar even met Peter mee naar de kleedkamer dan krijg je een voebal-outfit en schoenen te leen,’ zei de trainer.
Na de training zei de trainer dat Dirk-Jan heel goed zijn best had gedaan. Een tijdje later kreeg Dirk-Jan zijn eigen voetbal-outfit en schoen. Nu hoefde hij niets meer te lenen. Dirk-Jan was trots op zijn mooie shirt en zijn mooie broek. Met een lachende gezicht liet hij zijn nieuwe kleren aan zijn teamgenootjes zien.
Dirk-Jan mocht deze wedstrijd als een echte keeper in het doel. Dat was best moeilijk hoor. Alle ballen tegenhouden, maar Dirk-Jan kon het best goed. Toen hij een hele moeilijke bal probeerde te vangen, liep hij met zijn been tegen de paal van het doel aan. ‘Auuuuuuuuwww,’ schreeuwde Dirk-Jan.
Zijn moeder ging snel met Dirk-Jan naar het ziekenhuis. Daar keek een hele aardige dokter naar het been van Dirk-Jan. ‘O, o, je been is gebroken Dirk-Jan. Daar moeten we gips omheen doen,’ vertelde de dokter.
Dat vond Dirk-Jan niet leuk, want het gips moest zes weken blijven zitten. Dat was wel heel lang.
Al die tijd kon Dirk-Jan niet voetballen, maar hij mocht wel iedere wedstrijd naast de trainer zitten. Alle teamgenootjes van Dirk-Jan schreven of tekenden iets op het gipsen been van Dirk-Jan. Zo zag het witte gips er toch nog een beetje vrolijk uit. Na zes weken mocht het gips eraf. Gelukkig maar!
Dirk-Jan kon weer voetballen. Maar Dirk-Jan wilde nooit meer in het doel staan.