Dit is tevens het jaar dat Herima, de dochter van één van de rijkste landheren van het land, de dag voor Kerst met haar verloofde Lodewijk zou gaan trouwen. De voorbereidingen waren al maanden aan de gang. Overal moest eten vandaan gehaald worden voor de honderden gasten uit het hele land. De landheer deed zijn best om overal eten vandaan te halen. De karige oogsten van de boeren waren natuurlijk niet genoeg voor al deze rijke gasten. De dienstmeiden, koetsiers en knechten zagen dit alles met lede ogen aan. Hoe kon de landheer zo blind zijn voor het leed in de stad en al zijn geld besteden aan eten voor de rijkste gasten, die zelf genoeg hadden, terwijl zij het met zo weinig moesten doen.
Geruchten gingen dat Herima helemaal niet wilde trouwen, maar dat haar vader dit had geregeld omdat hij niet meer wist wat hij moest doen om zijn dochter gelukkig te maken. De vrouw van de landheer was namelijk overleden toen Herima vier was en sinds de dood van moeder heeft Herima nooit meer gelachen. De bedienden van de landheer woonden ook in het landhuis. Het waren veelal jonge mannen en vrouwen. Er was echter één uitzondering. Een oude vrouw genaamd Josine werkte al jaren in de grote keuken van de landheer. Vrouw Josine was een vrolijke en lieve vrouw. Met zorg deed zij haar dagelijkse karweitjes en vlak voordat zij ging slapen, ging zij altijd nog even naar buiten. Daar bleef ze iedere avond ongeacht de kou en de wind met een klein lichtje een half uurtje zitten. Soms zong ze, soms was ze stil en keek ze alleen maar. Af en toe leek het zelfs alsof ze huilde. Het was een raadsel waarom ze dit deed, maar men zei dat zij dit al 18 jaren lang ieder avond deed.
De geruchten deden de ronde… De één zei dat ze haar man verloren had, de ander beweerde dat ze een zoon zou hebben die op een dag verdwenen was, maar niemand wist iets zeker. Ook Herima was het opgevallen dat de oude vrouw iedere avond in de kou op het houten bankje in de tuin zat. Haar vader had haar wel eens verteld dat Vrouw Josine vroeger getrouwd is geweest met de koetsier. Na jaren van ziekte is hij 20 jaar geleden overleden aan een ernstige koorts. Samen hadden zij een zoon Floris. Toen het jongetje drie jaar was, is op de eerste Kerstdag echter spoorloos verdwenen uit de grote tuin van het landhuis. De bedienden hebben het hele land afgezocht naar het kleine jongetje, maar hebben hem niet gevonden. Een waarzegster heeft Vrouw Josine verteld dat zij het jongetje op zijn 21-ste jaar terug zou zien, maar dat zij hem niet zal herkennen. Sindsdien zit Vrouw Josine iedere avond in de tuin. Hopend op het weerzien van haar zoon, die inmiddels 21 zou zijn.
Herima zit op een zaterdagochtend in haar kamertje. Buiten klinkt rumoer. Ze hoort een mannenstem zeggen dat de landheer een egoïstische man is en zijn dochter een verwend nest. ‘In het landhuis ligt genoeg eten voor tenminste 300 mensen. Ik vind dat we binnen moeten vallen en al het eten moeten roven’, zegt de stem. Er klinkt gejuich gevolgd door een hard gebonk. Herima staat op en loopt naar het raam. Voor de poort van het landhuis staat een grote groep stadsmensen. Vooraan staat een blonde jonge man. Samen met vier andere mannen probeert hij met een boomstam de poort door te breken. De menigte juicht en klapt. Verschrikt rent Herima de kamer van haar vader binnen, maar hij is er niet. Ze rent naar beneden en hoort haar vader tegen de poortwachter zeggen dat alle mannen op reis zijn om eten te kopen voor de bruiloft. De landheer kijkt om en zegt:’Lieve Herima, er is niets dat we kunnen doen…’ Een luid gekraak overstemt de rest van zijn woorden. In de keuken wordt een deur open gegooid. De menigte valt binnen. De jongeman loopt naar de landheer en zegt: ‘Beste heer, wij gaan datgene doen wat u had moeten doen en dat is zorgen dat uw buren, bedienden en stadsgenoten in deze barre tijden ook een fijne Kerst krijgen. Uw dochter mag dan verwend zijn, maar dat ze perse nu wil trouwen is toch niet eerlijk tegenover de burgers van deze stad, die zoveel honger lijden. Wij vragen u om de helft van uw rantsoen.’ De landheer protesteert: ‘Daar komt niks van in. Mijn dochter trouwt over een week en haar bruiloft moet perfect zijn. Bovendien…’.
‘Laat maar, vader.’, klinkt Herima’s kalme stem, ‘Ik wil toch helemaal niet met Lodewijk trouwen. Ik hou niet van hem. Geeft u deze mensen maar wat ze willen. Het is over twee weken per slot van rekening Kerst en ik zou het erg vinden als er dan zoveel mensen honger lijden.’ Herima’s vader kijkt treurig en draait zich om naar de blonde jongen. ‘U hoort mijn dochter. Het eten kunt u meenemen. Komt u maar mee naar de voorraadkelder. Mag ik uw naam weten?’ De menigte wijkt uiteen. De landheer en de jongen lopen naar de keuken. ‘Clochard’, antwoordt de jongen. ‘Wat een bijzondere naam’, zegt de landheer. ‘Ik kom uit het westen’, antwoordt de jongen, ‘De smid die mij heeft opgevoed, heeft mij zo genoemd nadat hij mij in het Sterrenbos heeft gevonden. Clochard betekent zwerver.’ ‘Ik bewonder je moed,’ zegt de landheer, ‘Misschien is het ook maar beter zo. Ik wist al langer dat mijn dochter niet van Lodewijk hield.’ ‘Ze is erg mooi,’ zegt Clochard nog. In de voorraadkelder worden afspraken gemaakt over de verdeling van de voorraad eten. Ook spreken ze af dat Clochard de volgend dag komt dineren.
Vrouw Josine komt terug uit de stad en ziet de doorgebroken poort en de drukte bij het landhuis. Binnengekomen hoort ze het hele verhaal over Clochard, het verdelen van het eten en dat de bruiloft niet door gaat. ‘Wat een bijzondere naam, Clochard’, zegt ze. De volgende dag komt Clochard eten. De hele keuken is in rep en roer. Alles moet perfect in orde zijn. Ook Herima en Vrouw Josine zijn opgewonden. Vrouw Josine is benieuwd naar deze mysterieuze jongeman en denkt aan de voorspelling van de waarzegster over haar eigen Floris. Zou Clochard misschien Floris zijn? Herima is een beetje zenuwachtig voor de komst van Clochard. Ze kan maar niet beslissen wat ze aan zal trekken. Om half acht arriveert Clochard. De landheer begroet hem hartelijk ondanks alles wat er gebeurd is. Clochard loopt naar Herima en kust haar hand. Vol bewondering kijkt hij haar aan. Herima lacht verlegen. De landheer ziet het, maar zegt nog niets. Het is gezellig aan tafel. Clochard vertelt veel verhalen en zowel de landheer als Herima moeten regelmatig lachen. Aan het eind van de avond zegt de landheer tegen Clochard: ‘Ik wil je bedanken voor alles. Ik heb Herima nog nooit zo gelukkig gezien. Sinds de dood van haar moeder heeft ze nooit meer gelachen, maar vanavond heb ik haar voor het eerst weer zien lachen!’ Ook Clochard heeft genoten van de avond.
‘Zelf weet ik niet wie mijn echte ouders zijn. Ik weet alleen dat ik drie jaar was toen de smid mij in het Sterrenbos vond. Ik heb toen tegen hem gezegd dat ik mijn lieve moeder niet meer kon vinden en dat mijn vader dood was. Sindsdien ben ik op zoek naar haar.’ Op dat moment komt Vrouw Josine binnen. Ze kijken elkaar en omhelzen elkaar. ‘Ik wist het, jij bent mijn zoon Floris.’ De volgende dag wordt aangekondigd dat Floris en Herima in de zomer gaan trouwen. Het werd dit jaar een bijzondere Kerst voor iedereen en ze leefden nog lang en gelukkig..