‘Kleintje, je moet precies doen wat ik zeg,’ zegt Remco. Janus steekt zijn tong naar hem uit. Hij wil geen kleintje genoemd worden. Hij is al groot. Bijna vijf jaar. En hij kan ook al zwemmen. En watertrappelen.
Moeder zegt bezorgt: ‘Remco, zal je op Janus letten?’ Janus vindt dat onzin. Hij kan best op zichzelf letten. Kanoen lijkt hem heerlijk. Dat heeft hij nog nooit eerder gedaan. En kanoen doe je op het water. Punt uit. Hij mag als eerste in de kano stappen. Hij stapt erin. Hij staat erg wankel. Opeens ligt Janus in het water. Janus watertrappelt om op zijn plaats te blijven. Remco haalt hem uit het water. Daarna slaat Remco bijna dubbel van het lachen. Hij slaat op zijn knieën. ‘Je kunt alleen in het midden staan,’ lacht hij. ‘Dat had je moeten zeggen, zegt Janus boos. Het is niet leuk om uitgelachen te worden. ‘Daar had ik geen zin in,’ zegt Remco.
Moeder zucht. ‘Kan ik jullie wel alleen laten kanoen? Meer mensen passen er niet in de kano.’ ‘Wij zijn al groot!’ zeggen Remco en Janus tegelijk. Remco zegt tegen Janus: ‘Jij niet, kleintje. Even later zitten ze in de kano. Ze gebruiken de peddels om vooruit te komen. Het lijkt veel op roeien, vindt Janus. Maar dit is leuker. Het is wel moeilijk. Zijn peddels raken niet de hele tijd het water. Remco zit voor hem. Zijn peddel raakt wel steeds het water. Het werk als een schep. Remco schept zo steeds water naar Janus toe. Janus wordt nog natter. ‘Dat doe je expres, roept hij. Remco draait zich om. Hij lacht gemeen. Janus zegt niks meer. Het is niet leuk om steeds ruzie te hebben.
Er komt een eend naar hen toezwemmen. ‘Hij denkt dat we eten bij ons hebben,’ zegt Remco. Maar dat hebben ze niet. Jammer, denkt Janus. Ze peddelen hard door. De eend komt achter hen aan. De kano gaat veel sneller. Als Janus achterom kijkt, ziet hij de eend niet meer.
Er zijn veel mensen op het water. Mensen in kano’s en op waterfietsen. Ook roeiboten. Eén daarvan botst tegen hen op. De kano slaat om. Een moment later komt Janus proestend boven. Hij watertrappelt hard en kijkt rond. Hij ziet Remco nergens. ‘Help, help,’ roept Janus. Remco verdrinkt.’ De jongen uit de roeiboot springt meteen in het water. Hij verdwijnt onder water. Het duurt even, maar dan komt hij met Remco boven. Remco zegt niks. Het is net alsof hij slaapt. De jongen sleept Remco de kant op. Janus wordt door een mevrouw uit het water geholpen. Remco kucht. Dan gaan zijn ogen open. Janus zit naast hem. ‘Hoe heb je me uit het water gekregen?’ vraagt Remco verbaasd. ‘Ik kan heel hard roepen,’ zegt Janus. ‘En dat is genoeg .’