Janus is boos. Heel boos. Zijn mondhoeken wijzen naar beneden. Hij heeft een rode kleur op zijn wangen. En er staat een vrolijke, rode muts op zijn hoofd. Een kaboutermuts. Daar is hij nu zo boos over. Dit wil hij helemaal niet. Hij is geen kabouter. Hij wil als piraat naar school. Net als zijn broer Remco. Maar die zit in een hoger klas. Kabouters zijn voor kleine kinderen. Hij is niet klein. Hij zit ook al op school!
Iedereen moet vandaag verkleed naar school. De koningin is jarig. Janus wil niet naar school. Zijn moeder trekt hem een kabouterjasje aan.’Kijk eens wat vrolijker,’ zegt ze. Janus wil helemaal niet vrolijk kijken. Hij is boos. Dat mag iedereen weten. ‘Volgend jaar mag je ook als piraat,’ zegt moeder. ‘Nu zie je er als kabouter heel lief uit.’ Janus wil niet lief zijn. Op school kijkt hij ook heel erg boos. Als niemand kijkt, kruipt hij onder de tafel. Nu kan niemand meer zien dat hij een kaboutermuts op heeft. En een kabouterjasje en een kabouterbroek. Het is best grappig onder tafel. Hij ziet alleen de benen en schoenen van de anderen. Niemand mist hem. De kinderen en de juffrouw hebben alleen erg in de verkleedpartij.
‘Marloes, je lijkt net een echte fee,’ hoort Janus de juffrouw zeggen. Iedereen gaat naar buiten. Daar is het feest. Het is mooi weer. Er hangen vlaggetjes. Er staat limonade klaar voor de kinderen, met koek. Janus wil dat allemaal niet. Een tijdje later hoort hij mensen roepen. Zijn naam wordt geroepen. Door veel mensen. Janus wordt nieuwsgierig. Hij kruipt onder de tafel vandaan. Hij kijkt naar buiten. Ze zijn hem aan het zoeken! Iedereen zoekt mee. Maar Janus laat zich niet kennen. Hij is nog steeds boos.
Marloes kijkt toevallig naar het raam. Ze heeft een lolly in haar mond. Janus bukt. Hij wil niet dat zij hem ziet. Te laat! ‘Jbleu,’ hoort hij haar roepen. Met volle mond iemand roepen gaat natuurlijk niet. Ze is bijna niet te horen. Maar Janus heeft goeie oren. Hij hoort haar wel. Janus krijgt toch wel een beetje medelijden met iedereen. Ze missen hem wel. Dat is toch ook wel fijn. Ze vinden hem belangrijk. Ook al is hij als kabouter verkleed.
Janus komt tevoorschijn. Zijn muts is over één oor gezakt. Marloes haalt de lolly uit haar mond. ‘Hallo Janus Eénoor,’ zegt ze. ‘Kom je naar buiten?’ Janus knikt. ‘Ik ben Janus Eénoor,’ zegt hij trots. ‘Dan ben ik een hele bijzondere kabouter.’ Janus wil zijn muts nooit meer af zetten. Zelfs niet als hij naar bed gaat, of in bad. Hij is Janus Eénoor. Dat zal iedereen weten ook.