Ik heb een leuke geit gekocht van boer Bartjes, hier schuin tegenover, die loopt nu onder de perenbomen en zorgt ervoor dat het gras niet al te lang wordt. Als ik naar buiten ga, komt hij me goedendag wensen en knabbelt hij gaatjes in mijn rok. Hij kan het maar niet laten, dus noem ik hem ‘Knabbelaar’.
En Knabbelaar kan praten. Echt waar. Heb je wel eens gehoord van een pratende geit? Nou ik heb er een. Hij heeft heel wat beleefd bij boer Bartjes. Hij kletst me de oren van het hoofd. ‘Wil je nog een verhaal horen Doortje?’ vraagt hij dan. Hoewel ik helemaal niet zo heet. Ik heet Ans. Maar ik zeg dat ik nu geen tijd heb want ik heb een gast:
Er is een Lieveheersbeestje in mijn huis komen wonen. Jaapje heet hij. Jaapje is moe van zijn zwerftocht door het land en wilde wat gezelligheid van mensen om hem heen. Hij wilde graag wonen in een huis met een rieten dak. Eerst was hij bij de buren van nummer 23 naar binnen gevlogen. Maar daar wilden ze geen ‘ongedierte’ in huis en hadden hem door het raam weer naar buiten gejaagd. Jaapje zag er nog meer oranje uit dan anders, zo kwaad was hij. Toen heeft hij zijn geluk beproefd op nummer 25. Daar woon ik dus.
Ik vond het goed dat hij bij mij kwam wonen. Al hebben we afspraken gemaakt dat hij geen rommeltje bij me maakt want ik hou van netjes. En je kunt het geloven of niet, het is een gezellig beestje en heeft veel beleefd. Wie weet wat een leuke verhaaltjes hij te vertellen heeft en die ik dan opschrijven kan. Keurig en beleefd is hij en noemt me tante Ans. Voor het eerst van mijn leven ben ik tante geworden. Jaapje heeft beloofd dat hij op het huis zal passen als ik er niet ben en dat is best een hele geruststelling.
Knabbelaar heeft tranen met tuiten gehuild omdat Jaapje in huis woont en hij buiten moet blijven. Maar ik vertel hem dat een geit onmogelijk in huis kan wonen. ‘Waarom dan niet?’ vroeg hij. ‘Je maakt mijn huis smerig,’ zei ik, ‘bovendien ben je voor in de tuin om het gras op te eten zodat het kort blijft.’ ‘Ja ja, ik weet er alles van, je hebt mij omdat je een hekel hebt aan grasmaaien.’ ‘Precies,’ zei ik, ‘bovendien heb je een prachtig hok onder de kersenbomen. Met een rieten dak. Speciaal voor jou gemaakt. Bij boer Bartjes stond je dag en nacht in de buitenlucht met een haan op het erf die je het leven zuur maakte. Dat heb je zelf gisteren verteld.’ Knabbelaar zweeg verongelijkt. Hij vond op dat moment dat ik precies op de haan van boer Bartjes leek.
Maar ik trok me er niets van aan en ging naar binnen want het was tijd dat de kruimels naar het schoolplein moesten worden gebracht. Jaapje was in de keuken bezig de kruimeltjes in een plastic zakje te verzamelen en de gemorste suikerkorrels op het theeblad bij elkaar te vegen.