Okie Dokie is een stoertje. Hij heeft stoere schoenen, een stoere broek, een stoere trui en hij heeft een hele stoere pet Maar hij heeft vooral een hele grote mond, daarmee kan hij enorm schreeuwen. Zo hard dat hij iedere dag weer de hele buurt aan het schrikken maakt.
Okie Dokie jaagt de poezen weg. En hij blaft tegen de honden. Heel hard, want Oki Doki kan heel hard blaffen. Hij heeft namelijk een hele grote mond. De honden schrikken van Oki Doki.
Oki Dokie klimt in de bomen. Heel hoog, want Oki Dokie is een stoertje, dus durft hij dat. Hij klimt in de hoogste boom van de buurt. Helemaal naar boven. Daar boven in de boom heeft hij een heel mooi uitzicht. Niemand durft zo hoog te klimmen, maar Oki Dokie wel. Hij is namelijk echt stoer. Hij blijft ook een hele tijd in de boom zitten want zo kan hij goed zien wat er allemaal in de buurt gebeurt. Vanuit de boom schreeuwt hij naar iedereen in de buurt. Maar niemand kijkt. Want Oki Doki schreeuwt altijd zo en daar heeft iedereen een hekel aan.
Als Oki Doki uren lang hoog in de boom heeft gezeten wil hij weg. Het is etenstijd en dan krijgt Oki Doki altijd honger. Hij eet altijd heel veel. Want Oki Doki heeft een grote mond. Dus wil Oki Doki naar beneden klimmen.
Maar dan gebeurt er iets dat niet zo stoer is…
Oki Doki durft namelijk niet meer naar beneden te klimmen. Hij kijkt naar beneden en dan ziet hij eigenlijk pas hoe hoog het is. Je gelooft het niet maar Oki Doki is voor het eerst in zijn leven niet meer stoer. Hij houdt zich goed vast aan de takken. Wat nu?
Dan maar heel hard schreeuwen met mijn grote mond, denkt Oki Doki. En Oki Doki schreeuwt heel hard. Maar niemand kijkt. Want iedereen heeft een hekel aan het geschreeuw van Oki Doki. En omdat Oki Doki altijd schreeuwt, valt het ook niet meer op.
O, o. Wat nu? Oki Doki zal toch een keer die boom uit moeten. En weer schreeuwt Oki Doki. ‘Help!!!! Hellup!’ En weer.. ‘help! Hellup!!!’ En nog een keer… ‘help! Hellup!!!’
En dat helpt. De mensen uit de buurt hebben Oki Doki namelijk nog nooit hellup horen schreeuwen. Oki Doki heeft nooit hulp nodig want hij is altijd heel stoer.
Zou er nu toch iets aan de hand zijn met die stoere Oki Doki? Als ze naar de boom lopen zien ze wat er mis is. Een bange Oki Doki, die de boom niet meer uit durft! Is je dat even wat.
‘Ok. Oki Doki we zullen je helpen om de boom uit te komen maar….’
‘Alleen als je belooft dat je nooit meer zo hard schreeuwt. En dat je nooit meer zo hard tegen de honden blaft. En dat je nooit meer de poezen wegjaagt.’ ‘Ok, dat beloof ik,’ fluistert Oki Doki. Zo gezegd zo gedaan. Oki Doki praat in het vervolg zachtjes. Hij knuffelt de poezen en aait de honden. Dat is eigenlijk net zo stoer!
Oki Dokie, Oki Dokie.