Op een zonnige dag liep Pukske wat door het kabouterbos te wandelen. Pukske was aan het mijmeren wat hij weer eens zou gaan doen vandaag. Plots werd Pukske opgeschrikt door een zeer raar gekrijs dat hij beslist niet thuis kon brengen. Pukske keek om zich heen, maar kon zo snel niet ontdekken wat of wie het was. Auw auw, wat was dat nou? Een lading eikels was op zijn kabouter-bolleke terechtgekomen.
Onze Puk keek vol verbazing naar boven. Wat is dat nou voor een raar wezen? Behaard en een lange staart. ‘Dat heb ik van mijn leven nog niet gezien,’ zegt Pukske hard op. ‘Hee raar ventje, ‘ roept het wezen vanuit de boom naar Puk. ‘Wat sta je daar te kijken? Wat ben jij voor een raar klein mannetje? Zo’n ukkie heb ik nog nooit gezien, dat moet ik toch eens van dichbij bekijken.’
Pukske was al snel van de schrik bekomen, en riep terug; ‘Ja doe dat maar, ik heb nog nooit zo een raar harig dier gezien.’ Met een grote zwaai sprong het beest uit de boom. Woeps wat een groot dier is dat, dacht Pukske. Maar nieuwsgierig al hij was, wilde Puk hier ook het zijne van weten. Dapper vroeg Pukske; ‘Wat ben jij?’ Waar op het beest antwoordde; ‘Wat heb jij daar nu mee te maken klein ding.’ ‘Zo zo,’ zegt Pukske, ‘Je hebt wel veel babbeltjes manneke. Maar in ieder geval, ik ben Pukske de Boskabouter.’ ‘Waarop het beest zegt; ‘Ik ben Chico de aap.
Ben jij een AAP?’ Een AAP? Pukske is stom verbaasd Een AAP hier in het kabouterbos…waauw, gaaf man, een aap! Tja, Pukske had wel eens gehoord van apen, maar hij had er nog nooit een gezien. ‘Tof tof, laat mij je eens goed bekijken,’ zei Pukske dapper. ‘Ga je gang maar hoor, ik ben wel gewend om bekeken te worden.’
Naar een poosje waren ze beiden uit gekeken. Dan vraagt Pukske; ‘Waar kom je vandaan Chico?’ ‘Tja. .. tja …dat is een lang verhaal Pukske. Ik woon en werk bij het circus. Toen wij verder reisden naar een nieuwe stad, om daar op te treden, ben ik van de wagen afgevallen. Moet je kijken man, ik heb daar nog een grote bult aan over gehouden. Hier boven op mijn kop…ik zat effe op de grond wat draaierig voor mij me uit te kijken. En de wagen reed gewoon door, ze hadden niet eens in de gaten dat ik er afgevallen was. Zo kom ik hier dan terecht, in jou kabouterbos Pukske.’
‘Dat is niet niks jongen, maar vooruit, voor alles is een oplossing te bedenken. Wij gaan samen naar meneer uil, die weet heel veel.’ Pukske begon al te lopen. De aap begon te lachen en riep; ‘Lopen, gek manneke! Kom klim maar op mijn nek, dan gaan we langs de bomen, dat gaat veel sneller. Houd je goed vast Puk!’ En in een vliegende vaart zoefde ze van boom tot boom. Tot aan het nest van meneer Uil. Deze schrok zo, dat hij uit de boom viel. Pardoes op zijn uilenbips! ‘Wel heb ik ooit een aap…warempel een aap,’ zei meneer de Uil verbaasd. Tja dat was even schrikken. Nadat hij zijn veertjes wat gefatsoeneerd had, vloog de uil terug naar zijn nest.
‘Welwel wat hebben we hier nu? Vertel aap, waar kom je voor? Vroeg de uil. Heel het verhaal werd weer verteld. ‘Ja, dat is niet niks aapje, maar we bedenken wel een oplossing voor jou hoor. Kom morgen maar terug, dan weet ik misschien wel meer. Blijf maar dicht bij Pukske in de buurt, dan kan je niet veel overkomen.’ ‘Bedankt meneer Uil, tot morgen!’
‘Kom Chico, dan gaan wij lekker eten. Aan de rand van het kabouterbos ligt een Boomgaard met heerlijke appeltjes. En weer zoefde ze van boom tot boom. ‘Joepie joepie,’ gilt Pukske, ‘dit gaat supersnel, gaaf joh,’ en samen beginnen ze te lachen. Bij de boomgaard aangekomen loopt het water uit de mondjes, wat een lekkere appels. ‘Kom er op af Puk.’ ‘Wacht even,’ zegt Pukske, ‘ik moet je toch nog wat vertellen.’ ‘Bij deze boomgaard woont een grote hond met zeer scherpe tanden, dus voorzichtig Chico.’ ‘Oké oké,’ mompelt de aap en hij vliegt op de sappige appels af.. Samen doe ze zich te goed aan al dat lekkers, en zijn zo druk aan het smullen dat zij niet eens meer in de gaten hebben dat er ook nog een hond met scherpe tanden rond loopt. Beiden kregen hem pas in de gaten toen Chico begon te gillen als een gek. ‘Auw auw, laat mijn staart los. auw auw.’ Pukske pakte snel een appel en gooit deze boven op de kop van de gemene hond. Splats doet de appel en hij spat alle kanten uit. En de hond liep jankend weg, zo die heeft nu ook een bult ha ha ha.
‘Kom Chico, het is weer goed afgelopen. We gaan naar mijn moeder die weet wel wat te doen met jou geknakte staart.’ Thuis aangekomen werd weer heel het verhaal verteld. Dat is nou toch ook wat. ‘Kom laat je staartje eens zien. Och dat valt wel mee hoor aapje. een pleistertje erop en over een paar dagen mag het er weer af en is er niks meer van te zien.’ De Kaboutermoeder keek nog eens goed naar de twee schavuiten. ‘Wat worden jullie bleek rond je neusjes, toch zeker geen groene appels gegeten jongens?’ ‘Ja ja,’ zeiden beiden in koor en we hebben opeens zo’n verschrikkelijke buikpijn.’ ‘Dat komt er nou van kleine appeldiefjes. Ik zal eens een lekker kopje kabouterthee zetten, dan is jullie buikpijn zo over.’
En ja hoor, dat hielp wel heel erg goed. Maar we weten allemaal dat wat er in gaat…moet er ook weer uit…. Dus de kaboutermoeder pakte twee emmertjes en ze was nog maar net terug of Pukske en Chico begonnen hun eerste scheetjes al te laten. Beiden gingen ze op het emmertje zitten. Ploep ploep, splats splats. ‘Ja ja, zegt kaboutermoeder, ’te veel appeltjes en zeker van die groene, daar krijg je buikpijn van en dan diaree. Jullie lijken wel een orkest, ha ha ha, kom beide nog een kopje kabouterthee en in bad. Dan lekker onder de wol, dan ben je morgen weer helemaal opgeknapt.’
De volgende ochtend voelden de mannekes zich al wat beter. Een stevig ontbijt en dan naar meneer Uil. Zodra ze bij meneer Uil aankomen vragen ze of hij al wat ontdekt heeft. ‘Ja zeker, een heleboel! De hele circusfamilie is op zoek naar jou Chico! Ik heb met het paard afgesproken dat hij jou hier ophaalt. Kijk, daar zal je hem hebben.’
‘Och Chico wat ben ik blij je te zien ventje. Wat waren we ongerust over jou. Kom hier een dikke zoen en spring maar gauw op mijn rug, dan gaan we naar huis toe. Bedankt Pukske, bedankt meneer Uil. Tot ziens! ‘Het was een leuke tijd! En daar gingen de twee, in galop naar het circus terug.
‘Wat knap van uw meneer Uil, dat heeft uw snel voor elkaar.’ ‘Och, het was iets van niks. Toen ik het bos uit vloog hoorde ik ze al roepen, op zoek naar Chico, maar mensen kunnen ons niet verstaan. Dus heb ik alles aan het paard uitgelegd en zodoende is het toch nog goed afgelopen.’
‘Nou tot ziens meneer Uil.’
‘Tot kijk Pukske.’ !