Het was heerlijk weer, veel te warm om binnen te blijven. Gelukkig mocht Ricky met zijn ouders mee naar het strand. Hij vond zichzelf veel te groot om zandkastelen te bouwen.
Nee, Ricky wilde lekker het water in, want hij had pas zijn eerste zwemdiploma gehaald. Hij was blij dat ze een plekje vlakbij zee konden vinden.
Ricky had thuis zijn zwembroek al aangetrokken. Terwijl zijn moeder de handdoeken neerlegde, kleede hij zich snel uit. Maar toen hij naar zee rende, greep zijn vader hem ineens beet bij zijn schouder.
‘Zo, zwemkampioen. Jij wilt vast meteen dat mooie, blauwe water induiken’, bromde hij.
‘Natuurlijk!’ riep Ricky, en draaide zich om. ‘Ik heb toch een diploma.’
Maar zijn vader keek hem streng aan.
‘Dit is geen water in een zwembad, jochie! Hier heb je golven. Die zijn hoog genoeg om jou kopje onder te laten gaan. Zie je die muur in zee? Dat is de pier. Je mag alleen náast de pier zwemmen, en niet ver het water in gaan. Begrijpen wij elkaar goed?’
Ricky staarde zijn vader stomverbaasd aan. Wat was dit nu? Een heel eind van het strand vandaan lag een boot die helemaal niet bewoog. Daar wilde hij naartoe zwemmen. Misschien zat er een schat in verborgen!
‘Maar ik mag toch wel naar die boot zwemmen?’ vroeg Ricky. ‘Dat is heel dichtbij.’
‘Welke boot? Die daar in de verte? Ben je gek geworden?’ riep zijn vader. ‘Het is veel te gevaarlijk om zo’n eind de zee in te gaan! Dan kun je het zeemonster tegenkomen.’
Ricky wist niet zo goed wat hij hiervan denken moest. Wat voor monster? Die bestonden toch niet?
Zijn vader glimlachte.
‘Ik weet niet of het waar is, maar sommige mensen zeggen dat er een monster in deze zee woont. Af en toe zwemt hij zijn huis uit. Hij komt alleen tevoorschijn om kleine kinderen mee te nemen. Dan pakt hij je in zijn armen, tilt je op, en daarna verdwijn je voor altijd. Dat wil je toch niet?’
Ricky zuchtte. Wie geloofde er nu in monsters?
‘Wees voorzichtig!’ waarschuwde zijn vader hem. ‘En blijf in de buurt van die muur!’
Ricky bleef braaf bij de pier. Bah, het was hier vies! Er lag allemaal zeewier in dit stuk water.
Waarom mag ik niet gewoon in zee zwemmen? Dit is veel te saai, dacht Ricky boos.
Even later deed hij alsof hij zich omkeerde, en weer naar het strand wilde zwemmen. Zijn ouders zaten te lezen, en letten niet op hem. Mooi zo.
Ricky haalde diep adem. Daarna zwom hij heel snel naar die rare boot toe. Die lag nog steeds heel stil in het water. Onderweg stopte Ricky even om te watertrappelen. Dat vond hij leuk. Nu kon hij ook wat zeewier van zijn armen vegen.
Plotseling kwam er achter hem iemand onder water vandaan. Voordat Ricky het wist, werd hij opgetild, maar hij begreep te laat wat er aan de hand was.
‘Hélp!’ riep Ricky ‘Hélp! Het zeemonster wil me meenemen! Help me dan! Ik wil niet voor altijd verdwijnen! Ik wil terug naar het strand!’
Zijn hart klopte harder dan ooit, zo bang was hij.
‘Naar het strand? Geen probleem’, zei een stem achter hem. ‘Kom, we zwemmen samen terug.’
Het was zijn vader! Ricky slaakte een diepe zucht van opluchting.
‘Dacht jij nu echt dat ik niet op je lette? Ha, ha, vergeet het maar’, lachte Ricky’s vader. ‘Jij mag voorlopig niet alleen in zee zwemmen. Stel je voor dat ik het zeemonster geweest was. Dan zouden je moeder en ik je nooit meer teruggezien hebben.’
Ricky zei niets . Hij vroeg zich nog steeds af wat er op die rare boot te zien kon zijn. Maar hij was zo geschrokken, dat hij liever een zandkasteel ging bouwen.
‘Mama, bestaat er ook een strandmonster?’ vroeg Ricky nadat hij zich afgedroogd had.
Zijn moeder zei niets. Ze begon alleen keihard te lachen.