Heel lang geleden waren er eens twee sterren. De twee sterren die stonden of beter gezegd, zweefden al eeuwen vlak naast de maan. Ze waren al die tijd zo gelukkig en blij, want ze vonden elkaar heel lief en aardig. Elke nacht dansten ze en vlogen ze wel tien keer rond de maan. Zo deden ze een spelletje, dat ‘Pak me dan,als je kan’ heette.
De sterren hadden elke avond zo’n plezier en lachten zo luid, dat er kindjes op aarde waren, die de sterren konden horen. De kindjes vertelden aan hun pappa en mamma dat ze twee sterren konden horen lachen. Maar de ouders geloofden de kindjes niet en trokken hun schouders op bij het horen van het verhaal over de twee lachende sterren.
Op een avond dansten en zweefden de sterren weer rond de maan. Ze hadden weer veel plezier en lachten luid zoals ze elke avond deden.Een van de kindjes zag het en haalde zijn pappa en mamma erbij. Ze konden hun ogen niet geloven: Twee dansende en lachende sterren die rond de maan zweefden. De twee sterren zagen de ouders staan met hun kindje, en vlogen zo snel als ze konden achter de maan. Daar bleven ze zweven totdat ze dachten dat de mensen weg waren.
Na een tijdje keken de sterren heel voorzichtig om de maan heen naar de aarde. Maar nog steeds stonden de pappa en de mamma en hun kindje te kijken naar de lucht. Ze keken heel verdrietig omhoog want ze vonden het wel leuk om twee dansende sterren te zien die zoveel plezier hadden.
De twee sterren zagen dat de mensen bijna begonnen te huilen van verdriet. Ze besloten om weer te dansen en te spelen om zo de mensen weer blij te maken. De twee sterren dansten en lachten zoals ze dat nog nooit hadden gedaan.
En de mensen….. Elke avond kijken ze nog steeds naar de lucht en zien daar stralende sterren, die dansen en lachen.