In het dorpje in China waar Zhang Wei woonde hadden de mensen allemaal een stempel in hun hand. Oude mensen, jongen mensen, dikke mensen, dunne mensen; grote mensen, kleine mensen. Ja, alle mensen. Zhang Wei had dus ook een stempel. Die zat er gewoon, net als de pukkel op haar neus en net als de sproetjes op haar wang
En nu zat ze gewoon in de bus. Nou ja, zo gewoon was dat ook weer niet. Het gebeurde eigenlijk alleen als het jaarmarkt was in de grote stad. Zhang Wei was vanochtend al om zes uur opgestaan. Ze had wat rond het huis gescharreld, ze had de kippen gevoerd en had vader een uurtje geholpen op het rijstveld. En daarna had ze gewacht op de bus. Ze hadden geboft want er waren nog maar twee plaatsjes vrij. De bus zat bomvol. Het leek wel of iedereen naar de jaarmarkt ging. Zhang Wei drukte haar neus tegen het raam en zwaaide naar tante Li. ‘Ik zal niet vergeten om een hoofddoek voor je te kopen!’
De weg door de bergen zat vol bobbels en putten. Het was warm. Zhang Wei was blij dat ze bij het raam zat. Ze schoof het een stukje open en liet de wind door haar lange zwarte haren blazen. Het was al bijna middag toen de bus in de stad aankwam. Het was er een drukte van jewelste. Zhang Wei pakte moeders hand stevig vast. ‘Laten we eerst wat gaan eten, ik heb honger’, zei moeder. Ze trok Zhang Wei mee en even later zaten ze te smikkelen en te smullen van de mian tiao. Zhang Wei was dol op mian tiao. Ze slurpte de lange slierten achter elkaar naar binnen. Zhang Wei voelde zich heerlijk.
Even later stonden ze bij een kraampje waar hoofddoeken verkocht werden. Er lagen er wel 10, nee wel 100. Groene, blauwe, rode, gele, geel met blauw en nog een groene. Moeder vond de groene hoofddoek voor tante Li het mooist. Zhang Wei vond dat ook. De verkoper vroeg eer 10 kwai voor. Dat was een hoop geld. Daar moest vader een hele dag voor werken. Na veel gepraat mocht moeder hem hebben voor 6 kwai.
Midden op het marktplein stonden heel veel mensen bij elkaar. Zhang Wei trok moeder achter zich aan. ‘Laten we gaan kijken’. Ze duwde wat mensen opzij en opeens stond ze oog in oog met een lange oude man met een hoed en een witte jas. Voor hem op de grond stond een bak water. In dat water dreven dode slangen en een dode krokodil. Het krioelde van de vliegen het stonk verschrikkelijk. Maar de man verstelde dat je heel sterk en gezond werd als je van dit water dronk. Je kon een flesje bij hem kopen. Gelukkig vond moeder het te duur.
In een donker hoekje zat een bedelaar op de grond. Zhang Wei had hem al een paar keer horen roepen ‘Wie heeft er een paar kwai voor een arme man als ik!’ Hij had bijna geen kleren aan en hij had geen benen meer. En zijn ogen! Zijn ogen waren helemaal wit en op zijn gezicht zaten zweren. In het bakje dat voor hem stond kon je geld gooien. Er zat niets in. ‘Moeder, zullen we wat….Moeder, zullen we wat geld…Moeder, waar was moeder!’ Moeder stond een eindje verderop. Zhang Wei rende naar haar toe. En opeens stond ze voor de kraam waar jurken verkocht werden. ‘Kom even hier, Zhang Wei’, zei moeder. Zhang Wei straalde. Ze kreeg een jurk; een nieuwe jurk. Wat een verrassing en wat een prachtige jurk. Wat zouden haar vriendinnetjes jaloers zijn en wat zou tante Li wel niet zeggen en vader! ‘Ik geloof wel dat ze hem mooi vindt’, zei moeder tegen de verkoopster. Moeder betaalde en toen was het tijd om naar huis te gaan.
Op de terugreis keek Zhang Wei niet naar buiten door het raam. Haar hoofd lat op moeders schoot en ze droomde van slangen en toverdrankjes en van jurken met glinsterende draadjes. En… mochten jullie ooit iemand tegenkomen met een stempel op de rechterhand, vraag dan hoe het met Zhang Wei gaat en of ze haar jurkje nog draagt.
Tip: Hang een Chinees jurkje op voordat je begint met het voorlezen van het verhaal. Ook kan je de kinderen een stempel met vreemde tekens op hun hand geven. Dat maakt het extra spannend en geheimzinnig.
Zhang Wei:
in China wordt eerst je achternaam genoemd en dan je voornaam.
De voornaam van dit meisje is dus Wei.